Van 1914 tot 1918 liepen duizenden Britse en Gemenebest soldaten langs de Menenpoort in Ieper naar de slagvelden van onbeduidende plaatsen als Mesen, Langemark, Zillebeke, Wijtschate , Ploeggeest, Geluwveld en PASSENDALE.
Het offensief werd vooraf gegaan door de 2e slag om Mesen (de Mijnenslag) essentieel voor het verdere offensief naar de hoogte van Passendale (vanwaar de Duitse legers een totaal uitzicht hadden over de Ieper salient).
Het militaire doel van de Britse veldmaarschalk, Sir Douglas Haig was het veroveren van de Belgische kust met name de zeehavens Zeebrugge en Oostende (Duitse onderzeeboot basis). Echter hiervoor was het veroveren van de hoogte van Passendale van strategisch belang. Passendale werd uiteindelijk de ultieme prijs, die de Britse troepen zouden betalen voor 8 km terreinwinst vanaf de startdatum 31 Juli 1917.
Al tijdens het eerste offensief begon het onophoudelijk te regenen dit in combinatie met constante artillerie beschietingen, die ook het eeuwenoude afwateringssysteem ontregelden, werd het slagveld tot een grote zee van modder. Vele Britse soldaten verdronken, vastgezogen en ondergetrokken in de zee van modder in het niemandsland.
De slag om Passendale duurde van 31 Juli tot 10 November 1917 en pas tijdens het laatste offensief werden de Duitse stellingen door de Canadezen veroverd.
Het resultaat van Haigs Flanders Offensief was meer dan (eufemistisch gesproken) teleurstellend.
Na 3 maanden van strijd waren de Britten 8 km opgerukt met het totale verlies van 250.000 manschappen, doden, gewonden en vermisten.
Passendale wordt tot op heden nog steeds gezien als de grootste tragedie van het Britse leger.